dinsdag 7 juli 2015

Wat zijn succesvolle onderwijsinterventies? (paragraaf 3 paper LL2)

Volgens De Caluwé & Vermaak (2006) is een interventie één of een serie van geplande veranderingsactiviteiten die erop gericht is (zijn) de effectiviteit van een organisatie te vergroten. Verbiest (2014) geeft aan dat interventies te karakteriseren zijn door de strategie waarbinnen ze passen. Ofwel de opvattingen over de wijze waarop mensen en organisaties kunnen veranderen. Op basis van de indeling van Boonstra (2006) lijkt de expert- en leerstrategie het best te passen bij de interventie. Dit betekent dat mensen in beweging komen door aan de ene kant acceptatie van verandering door overtuiging van noodzaak en aan de andere kant door een gezamenlijke betekenis te creëren van een nieuwe werkelijkheid. Van Veen ea. (2010) hebben een reviewstudie gedaan naar interventies, waarin verschillende effectieve kenmerken naar voren komen. Het zou onder andere belangrijk zijn dat onderwijsprofessionals ervaringen in kunnen brengen en dat hierop wordt voortgebouwd. Daarnaast is het essentieel dat zij betrokken worden bij het bepalen van de doelen, inhoud, opzet en methodiek van de interventie; dat er na een training nazorg geboden kan worden in de vorm van een coachings- of begeleidingstraject; ondersteuningsmogelijkheden op afroep beschikbaar zijn; niet alleen individuele, maar ook teamscholing plaatsvindt en dat er ruimte is om ervaringen uit te wisselen. Verder blijkt dat het noodzakelijk is dat er een duidelijke link is tussen de interventie en de onderwijspraktijk van de onderwijsprofessional. De interventie hoeft niet per definitie plaats te vinden op de eigen werkplek, maar kan ook elders vormgegeven worden. Het samen leren met collega’s is een volgend kenmerk van succesvolle onderwijsinterventies. Verder zijn er aanwijzingen gevonden voor een substantiële tijdsinvestering van de interventie en het samenhangen met schoolbeleid en of landelijke innovaties. Van Veen ea. leggen de nadruk op de doelstelling van de interventie voor de professionalisering van onderwijsprofessionals en geven aan dat borging en inbedding aandachtspunten zijn. Om tot meer diepgang te komen wordt door Sleegers & Van Dael (2012) voorgesteld om een gemeenschappelijk begrippenkader te hanteren en een plan van aanpak, waarin doelen zo concreet mogelijk worden geformuleerd. Schoolorganisatorische randvoorwaarden zijn volgens Van Veen ea. onder andere ‘leiderschap, tijd, het creëren van een professionele leergemeenschap en een cultuur om te leren’. Sleegers en Van Dael voegen wat betreft leiderschap het volgende toe aan Van Veen ea. Wanneer er sprake is van falende kwaliteit is er vaak sprake van verwarring, negatieve emoties en externe attributie. Dit vergt krachtig directief leiderschap, met een plan van aanpak dat staat en een stevige rol voor een externe adviseur.
Van Veen ea. (2010) heeft in navolging van Desimone een model (figuur 3) ontwikkelt dat professionalisering van de onderwijsprofessional illustreert. In onderstaand model wordt een verband gelegd tussen een interventie en de verbetering van leerlingresultaten. 

Figuur 3. Model professionalisering van de onderwijsprofessional


Geen opmerkingen: